Hoofdstuk 3

Wie was Willie Ambroos?
Het was februari 1970. Ik diende bij de Gemeentepolitie Rotterdam, aan het bueau Oostervantstraat.
Gewoontegetrouw neusde je 's morgens eerst even gauw de krant door, alvorens je aan de werkzaamheden begon. Zo ook ik op zekere morgen.
Aan genoemd bureau werd het Algemeen Dagblad bezorgd en was alijd in voldoende mate aanwezig.
Terwijl ik de krant doorbladerde, trok een bepaald artikel mijn aandacht. De kop luidde: " Erfenis van een geëxecuteerde", met als ondertitel: " Duitser kreeg schilderij vlak voor terechtstelling".
Onmiddellijk was mijn belangstelling gewekt.
Het artikel handelde over een oud-SS-er, die in de oorlogsjaren had gediend in het voormalige concentratiekamp Amersfoort. Hij heette Engbrocks, was Duitser van geboorte, getrouwd met een Nederlandse vrouw en woonde in Tegelen.
Nadat ons land was bezet, moest hij in Duitse militaire dienst. Hij mocht kiezen, óf als Wehrmachtsoldaat naar het Oostfront, óf bij de SS en dienst doen bij de bewaking van het concentratiekamp Amersfoort.

Het was mij volkomen duidelijk. De man over wie hier werd geschreven, was Willie Ambroos. Zijn werkelijke naam was dus Engbrocks, in kamp Amersfoort verbasterd tot Ambroos.
Zeer geïnteresseerd las ik het vervolg van het verhaal:

Engbrocks, gelovig katholiek, overlegde met mensen uit het verzet wat hem te doen stond. Als deserteur onderduikend zou hij onmiddellijk zijn vrouw en kinderen in de problemen brengen en hijzelf zou, als hij gepakt werd, ongetwijfeld direct worden geëxecuteerd. Daar ook het oostfront geen optie was, werd hem geadviseerd te kiezen voor kamp Amersfoort. Daar zou hij mogelijk nog van enig belang kunnen zijn in verband met bepaalde daar gevangen zittende mensen.

Engbrocks ging dus naar het Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort, zoals het kamp officieel heette. Hij kreeg een administratieve taak op de kampadministratie, de "Schreibstube".

Zoals ik al vertelde, ervoer ik Willie Engbrocks als vriendelijk.

In bedoeld krantenartikel werd verhaald, dat in de zomer van 1942 een aantal gijzelaars dat kamp Amersfoort gevangen zat, als represaillemaatregel op de Leusderheide werd geëxecuteerd.
Ik kan mij die gebeurtenis nog goed herinneren. Her waren zeker 3, mogelijk meer mannen. Drie van hen kwamen in de barak waarin ik ' woonde', afscheid nemen van een aantal gevangenen dat zij kennelijk bijzonder goed kenden.
In de nacht voorafgaande aan hun terechtstelling, werden ze bewaakt door W. Engbrocks, aldus het krantenartikel.
Waarom dat uitgerekend Engbrocks moest zijn, een administratieve figuur, werd niet vermeld. Misschien zijn kennis van de Nederlandse taal ?

Eén der gegijzelden heette Dons, afkomstig uit Utrecht, aldus de krant.
Of hij kunstschilder was, of dat alleen als hobby had beoefend, bleef onduidelijk. Hij bleek echter als 'laatste wens' in die bewuste nacht de beschikking te hebben gekregen over schilderbenodigdheden.
Hoe dat gebeuren kon ontstaan, is mij een raadsel. Het inwilligen van een 'laatste wens' aan een gegijzelde die de volgende dag zou worden doodgeschoten, en dat in een onwezenlijke ambiance als dat van een concentratiekamp, waar voor het overige de mens werd verlaagd tot een object van willekeur, was voor mij iets ongelooflijks. Her en der in het land werden mensen zonder aanziens des persoons zomaar links en rechts bijeengedreven en zonder enig proces, uit pure wraak neergeschoten.
Maar het blijkt te zijn gebeurd.
Dons' laatste wens werd vervuld. Hij bleek die nacht een olieverfschilderijtje te hebben gemaakt en dat de volgende morgen, uiteraard nog volkomen nat, aan zijn bewaker Engbrocks te hebben gegeven. Waarom ? Als wat ? Als herinnering ? Wie weet. Wie weet waarover die nacht tussen Dons en Engbrocks, als gelovig mens, is gesproken.
Het schilderijtje werd door Engbrocks geaccepteerd en het heeft het grootste deel van zijn verdere leven bij hem thuis aan de muur gehangen.
Het was een landschapje, voorstellende een van beneden schuin naar boven lopende vaart, met daarover een bruggetje. Aan de ene kant van de vaart stond een boerderijtje met bomen ervoor en een hooischuur en aan de andere zijde tulpenbollenvelden. In de verte een kerkje.
Een foto van het schilderij was bij het artikel afgedrukt.

En het verhaal ging verder. Als gevolg van zijn blijkbaar niet onopgemerkt gebleven vriendelijke houding tegenover de gevangenen, werd hij op instigatie van Hauptscharführer Berg overgeplaatst naar een frontgebied. Hij blijkt bij de slag om Arnhem nog tegen de Engelsen te hebben meegevochten.
Engbrocks overleefde de oorlog, maar bij terugkeer in Nederland werd hij gedurende lange tijd gevangen gezet. Aangezien tegen hem echter geen enkele klacht werd ingediend van enig strafbaar feit, doch integendeel daarvan voor hem van diverse kanten positieve verklaringen werden afgelegd, werd hij in vrijheid gesteld.
Daarmee was voor Engbrocks de ellende echter nog niet over. Verschillende keren is hij later nog gearresteerd.
Het Weekblad voor Gemert en Omstreken " de Streek " van 28 augustus 1974, meldt daarover:

"Wat voor miljoenen Nederlanders de bevrijding betekende, bleek voor Willie allerminst het einde van het drama 'Hitler'.
Door de Engelsen werd hij geïnterneerd, hij werd naar Duitsland getransporteerd en ontmoette in de kampen weer zijn oude "collega's" van kamp Amersfoort, die hem nu trachtten zwart te maken.
In 1947 werd hij echter van alle blaam gezuiverd bevonden, maar in zijn pogingen om zich met zijn gezin, dat sinds 1945 in Tegelen woonde, te herenigen, werd hij nog verschillende malen gearresteerd. Tegenwerking en verdachtmakingen in Nederland werd zijn deel. Zelfs de levensverzekeringspolissen van hem en zijn gezin werden in beslaggenomen, als zijnde "eigendom van de vijand ". Vooraanstaande burgers uit Gemert stelden zich borg voor zijn gedrag en verblijf in Nederland. Het zou echter tot 1965 duren alvorens hij zich kon herenigen met zijn gezin".


In de tijd daarna ging Engbrocks met meerdere andere Duitsers in Europese landen die onder de Duitse bezetting hadden geleden, als een soort boetedoening "Sühnezeichen" oprichten. Tekenen van verzoening dus. Ook in Rotterdam staat zo'n "Sühnezeichen", aan de Maasboulevard, dicht bij waar vroeger het ziekenhuis Bethesda stond.

In bedoeld artikel in het Algemeen Dagblad werd ook genoemd een pastoor, genaamd Stoelinga. Deze, eveneens een voormalige gevangene in kamp Amersfoort, zou over Engbrocks ook positieve verklaringen hebben afgelegd.
Daarom belde ik die pastoor, wonende in Oud-Beijerland, om hem te vragen of ik het inderdaad juist had dat Engbrocks dezelfde persoon was als de vroegere SS-er Willie Ambroos.
Pastoor Stoelinga bevestigde volledig mijn overtuiging en verzocht mij met klem Engbrocks een brief te schrijven, waarin ik hem zou vertellen over mijn positieve ervaringen met hem.
Ik heb daaraan voldaan en kreeg binnen de kortste keren antwoord van hem. Hij was opgetogen over mijn brief en vertelde uitvoerig over zijn belevenissen in kamp Amersfoort met betrekking tot de andere SS-ers, met wie hij bepaald niet vriendschappelijk omging.
Hij kreeg zelfs nog van de kampbeul Kotälla, die in Breda als één van "De Drie van Breda " gevangen zat, beledigende brieven, waarin deze hem voor verrader uitmaakte.
Uit zijn brieven bleek dat hij ernstig ziek was en dat ook dat voor hem reden was geweest om te proberen alsnog het schilderij dat hij ooit had gekregen van Dons, de man die hij in de nacht vóór diens executie had moeten bewaken,
te bezorgen bij de familie van Dons. Hij vond dat die er meer recht op hadden dan zijn kinderen, die er misschien nog ruzie om zouden maken als hij was komen te overlijden. Zijn vrouw leefde al niet meer.
Ik heb slechts enkele brieven met Willie Engbrocks gewisseld. Eén daarvan trof ik aan in een boek over hem, genaamd " Een mens in haatuniform ", geschreven door de publicist Rik Valkenburg.
De brief luidde als volgt:

Geachte heer Engbrocks,

Zonder mijn gevoelens met betrekking tot mijn ervaringen in de oorlogstijd (1942) geweld aan te doen, start ik deze brief met bovenstaande aanhef. Ongetwijfeld ben ik voor u een volkomen vreemde, alhoewel wij elkaar ' eens ' toch hebben ontmoet. En om de intentie van deze brief maar meteen duidelijk te stellen, mijnheer Engbrocks,
in een tijd dat velen met mij de hoop op een nieuwe en gelukkiger toekomst nauwelijks meer bezaten, waren de - zij het vluchtige - contacten met u van dien aard, dat ook bij mij het geloof in menselijkheid, ook aan de kant van de Duitsers, bleef bestaan.
Aan u bewaar ik uit die tijd van ellende en een poel van verschrikkingen de herinnering van een vriendelijk mens, kennelijk begaan met het lot der gevangenen, die dat, waar mogelijk, toonde door een vriendelijk en belangstellend woord.
Vanmorgen las ik in een artikel in een ochtendblad uw naam met betrekking tot een schilderij dat u aan de familie van de gefusilleerde "terug" gaf. Ik waardeer deze geste van u ten zeerste, al ben ik van mening dat u daarmede te lang heb gewacht. U zult daarvoor ongetwijfeld uw redenen gehad hebben. Ik herinner mij het drama van de heer Dons c.s. tamelijk goed. doch heb er geen behoefte aan dit nogmaals in uw herinnering te brengen.
Destijds was ik een "broekje" van 18 jaar en dank zij mijn bij die leeftijd passende incasseringsvermogen en de betrekkelijk korte tijd dat ik in Amersfoort verbleef, heb ik van die periode gelukkig geen nadelige gevolgen overgehouden, alhoewel de gebeurtenissen voor altijd in mijn herinnering gegrift zijn.
Doch naast de totaal onmenselijke gedragingen van kampbeulen als Kotälla, Max Ritter, Franska, Berg , etc., herinner ik mij u als iemand die mij meermalen op opbeurende wijze vroeg hoe het met mij ging, waarom ik was "opgepakt", kortom u trachtte kennelijk iets goed te maken wat anderen van uw landgenoten misdeden en op de dag dat ik werd ontslagen en naar huis mocht, was u duidelijk blij om mij dat te kunnen mededelen.
Tot vanmorgen herinnerde ik mij uw naam als Willy Ambroos. Zo ving ik uw naam van andere medegevangenen op. Meermalen heb ik aan u gedacht en mij afgevraagd wat er van u geworden was. Ik heb met de pastoors Stoelinga en Jansen gebeld en van hen kreeg ik uw adres. Tevens vernam ik van die pastoors uw omstandigheden van nu.
Meneer Enbrocks, kwelt u zich niet met misplaatste gevoelens van wroeging. Het leven brengt ons wel eens in situaties waaraan we niets of nauwelijks iets kunnen doen.
Brandschoon zullen we geen van allen voor Gods rechterstoel verschijnen. Wat u betreft, al was het nog zo weinig, de sporadische persoonlijke contacten met u in die tijd, betekenden voor mij zo oneindig veel, dat ik u er nog dankbaar voor ben. Door u behield ik het gevoel toch mens te zijn.
Ik ben blij dat ik u nu, na 28 jaar, als mens en als christen, in gedachten de hand kan drukken!

J. Sligter.


De kunstschilder J. Derksen Staats uit Groningen schrijft Engbrocks op 17 april 1973, naast enkele persoonlijke mededelingen, het volgende:

Niettegenstaande de onmenselijke behandelingen die wij als gevangenen moesten doorstaan, voelde ik bij u steeds een medeleven met de gevangenen.
Bij alle ellende en nachtmerries die ik van het concentratiekamp heb overgehouden en die nog steeds terugkomen is er toch een lichtpunt waaraan ik kan terugdenken, dat is uw houding als mens in zo'n onmenselijke omgeving.
Mijn beste wensen voor uw gezondheid.

Derksen Staats.


Bij informatie bij familie van de geëxecuteerde J. Dons, is mij gebleken, dat bedoeld schilderij inderdaad, en door Engbrocks persoonlijk, bij hen is bezorgd.
Willie Engbrocks overleed in 1985, 79 jaar oud.




Ga verder met hoofdstuk 4...